Schildersbuurt, Zeeheldenbuurt & Kostverloren
Over deze wijk.
Schildersbuurt
De Schildersbuurt is een wijk direct ten westen van de Groninger binnenstad. Aan de noordkant is de grens het Reitdiep, in het oosten de Westersingel, in het zuidoosten de A-weg en in het zuidwesten is de Friesestraatweg de uiterste rand. De wijk ontstond na de slechting van de vestingwerken rond 1875. De bouwactiviteiten duurden voort tot in het interbellum. Daarnaast zijn er fragmenten uit latere perioden, waaronder een invulling van rond 1970 op het terrein van een voormalige houtzagerij aan het Reitdiep. De naam volgt uit de diverse straatnamen in de wijk, vernoemd naar bekende (Groninger) schilders.
In eerste instantie vormde de Schildersbuurt zich op organische wijze. Ontwikkelingen concentreerden zich langs al bestaande uitvalsroutes als de A-Weg en het Hoendiep. Vanaf ongeveer 1885 ontstonden vervolgens een aantal nieuwe straten met eenkamerwoningen voor minder gegoeden: de Leeuwarderstraat, de Werkmanstraat (nu Nieuwe Blekerstraat) en de Eerste en Tweede Hoendiepstraat (tegenwoordig de Taco Mesdagstraat en Herman Colleniusstraat). De woningen werden grotendeels gebouwd door particuliere woningbouwverenigingen. In het laatste decennium van de 19de eeuw verrezen ook de eerste grotere herenhuizen langs de Kraneweg.
De Schildersbuurt ontstond in een periode dat planmatige ontwikkeling nog in de kinderschoenen stond. In de loop van de jaren werd de gemeente kritischer bij de beoordeling van bouwaanvragen. Vanaf 1893 gebeurde dit op basis van een stedenbouwkundige opzet van de Commissie van Openbare Werken. Dit plan omvatte het gebied ten westen en noorden van de binnenstad. Het voorzag in de aanleg van grote pleinen en straten met veel villa’s. Het plan was een doorbraak omdat voor het eerst de aanleg van straten gekoppeld werd aan de verdere gewenste infrastructuur in het gebied. Het leidde tot de bouw van diverse statige panden aan het H.W. Mesdagplein, de Taco Mesdagstraat en de Westerbuitensingel, nu de Melkweg.
Het gebied tussen de Kraneweg en het Reitdiep werd vanaf ca. 1910 ingevuld op basis van het 'Plan van Uitleg van Mulock Houwer. Het plan sloot aan op de bestaande straten ten zuiden van de Kraneweg. Waar in het zuidelijke deel van de wijk veel Jugendstil en Art Deco invloeden terug te vinden zijn, kenmerkt dit deel van de Schildersbuurt zich door bebouwing in de stijl van de Amsterdamse School. Op het terrein van de voormalige houtzagerij verrees ook een klein buurtje met een voor de jaren ’70 van de vorige eeuw typerende 'woonerfstructuur'.
Zeeheldenbuurt
De Zeeheldenbuurt ligt ten zuidwesten van de binnenstad. De buurt ligt tussen de Schildersbuurt en de spoorlijnen naar Leeuwarden en Delfzijl. Het is het resultaat van ongeplande ontwikkeling uit het laatste kwart van de 19de eeuw en bebouwing op grond van het Plan van Uitleg van Mulock Houwer. Grofweg bevindt de 'ongeplande' bebouwing zich aan de oostkant (Eeldersingel, Eelderstraat en de badstraten), en de geplande aan de westkant van de Paterswoldseweg. Diverse straatnamen en de wijknaam refereren aan Nederlandse zeehelden uit de 17de eeuw.
De woningen aan de badstraten en de omgeving van de Eeldersingel e.o. werden grotendeels op particulier initiatief gebouwd. Het gaat vooral om kleine ‘schippershuisjes’ in 1 bouwlaag, uitgevoerd in een traditionele stijl. Dit deel van de buurt kent een aantal bijzondere gebouwen waaronder het voormalige gemeentelijke Badhuis aan de Kleine Badstraat en een brugwachterswoning op de hoek van de Westerhaven. Het hart van het planmatig aangelegde deel van de Zeeheldenbuurt werd gevormd door een rechthoekige vijver bij het Van Brakelplein. Rondom bevinden zich woningen die grotendeels door particuliere ontwikkelaars werden gerealiseerd. Het accent lag op de middenstanders. Daarnaast realiseerde de toenmalige woningbouwvereniging Gruno rond 1921 een blok ‘volkswoningen’ aan de noordzijde van de Abel Tasmanstraat. De benedenwoningen kregen kleine voortuinen met ligusterheggen.
De Zeeheldenbuurt telt diverse voorzieningen en (voormalige) industriepanden. Het winkelaanbod is geconcentreerd langs de Paterswoldseweg. Daarnaast bevinden zich verschillende pakhuizen langs het Hoendiep en is de tabaksfabriek van Niemeyer een beeldbepalend element.
Kostverloren
Kostverloren is een woonbuurt ten westen van de Schildersbuurt die grotendeels wordt omzoomd door de spoorweg richting Delfzijl. De buurt heeft de naam aangenomen van het voormalige dorpje dat op deze plek lag en destijds nog deel uitmaakte van het inmiddels bij Groningen gevoegde Hoogkerk. De buurt kwam grofweg in 3 perioden tot stand. Het 1ste en oudste deel stamt uit de late 19de eeuw. Daarnaast zijn er voor- en naoorlogse elementen te herkennen.
Tussen 1884 en het begin van de 20ste eeuw werd ten zuidoosten van de spoorlijn een aantal straten aangelegd: de Korte- en de Smalstraat en de Eerste en Tweede Spoorstraat. De huizen hier werden bewoond door de allerarmste land- en fabriekarbeiders. Aan het eind van de 19e eeuw ontstond ook enige bouwactiviteit langs de Friesestraatweg. Het ging om enkele herenhuizen (onder andere De Buitenhof) en vrijstaande en dubbele woonhuizen voor de beter gesitueerden. Ook stonden er wat boerderijen. Ondanks het feit dat dit gebied officieel tot het grondgebied van de gemeente Hoogkerk behoorde, werd het in 1905 voor een aanzienlijk deel opgenomen in het Plan van Uitleg van de gemeente Groningen. Bij de grenswijziging op 1 januari 1912 werden deze gronden bij Groningen getrokken. Net als in aangrenzende wijken als de Schildersbuurt en de Oranjewijk, werd de wijk voornamelijk ontwikkeld door particulieren met een nadruk op bebouwing voor de middenstand. De grootste ontwikkeling lag in de jaren ’30 van de vorige eeuw toen onder meer gebouwd werd aan het Hoendiep, de Friesestraatweg en de huidige Rembrandt van Rijnstraat. Ten Noorden van de Meindert Hobbemastraat realiseerde woningbouwvereniging Gruno in 1939 nog een plan met 168 woningen.
Na de oorlog werd Kostverloren afgebouwd op grond van het eerste Structuurplan van de gemeente Groningen. Dit naoorlogse deel was een van de eerste stappen die de nieuwe dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting ondernam in de richting van een grote bouwproductie, als invulling van al bestaande vooroorlogse plannen en structuren.