Joods Monument (7 delen)
Eduard Waskowsky
Over dit kunstwerk.
Het Joods Monument herinnert aan de ruim 3000 joodse Groningers die in de Tweede Wereldoorlog om het leven zijn gebracht. Zes handen staan op een sokkel. Omdat de kunstenaar vroegtijdig overleed is de zevende hand niet voltooid en is een sokkel leeg gebleven. Elk van de handen vertoont een eigen expressie. De eerste (helemaal links) is een gebalde vuist waaruit woede spreekt. Rechts daarvan een hand die zich in geloof naar boven uitstrekt. Op de vijfde sokkel een hand met in de handpalm een kandelaarvormige opening; dit is de menora: de zevenarmige kandelaar die een symbool van het joodse volk is. De overige drie andere handen drukken vertwijfeling uit. De onregelmatige muur van betonblokken op de achtergrond refereert aan het afgebrokkelde jodendom door de nazi-terreur.
In 1969 gaf de Stichting Joods Monument aan Eduard Waskowsky de opdracht een herinneringsmonument te maken. De totstandkoming van het monument ging gepaard met moeizame onderlinge verhoudingen en grote financiële tegenvallers. Het oorspronkelijke, door Waskowsky begrootte bedrag van 150.000 gulden (68.067 euro) dijde in de loop der jaren uit tot meer dan zes ton (272.268 euro). Doordat de voortgang zeer traag verliep werd in 1971 in een kort geding, dat door de opdrachtgever was aangespannen, door de rechter bepaald dat het uitvergroten van het model door de beeldhouwer Jan Goossen diende te gebeuren. Omdat Goossen anders te werk ging dan het technisch procédé dat Waskowsky eigen was, spande de kunstenaar vervolgens een kort geding aan om te verhinderen dat Goossen met het werk doorging. Maar ook deze zaak verloor Waskowsky.
De kunstenaar overleed op de laatste dag van 1976; de zevende hand bleef onvoltooid in zijn atelier achter. Naar wens van de kunstenaar worden mosaanzet en groenaanslag onderdeel van het monument.
Van Waskowsky zijn nog twee werken bekend in de stad Groningen; een vrijstaande sculptuur aan de Coendershaag 1 en een aandachtsteken in de kerk aan de Coehoornsingel 14. Laatstgenoemde is een bronzen laswerk op een schot van houten balken dat hij in 1967 in opdracht voor de Remonstrantse gemeente heeft gemaakt.
Over de totstandkoming.
In het voorjaar van 1969 kreeg Waskowsky de opdracht van het comité Joods Monument een ontwerp te maken voor een monument ter herinnering van de 3000 omgekomen joden uit Groningen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als enige richtlijn kreeg hij mee dat het monument een menora – een zevenarmige kandelaar die in de tempel van koning Salomo stond en die een symbool van het joodse volk was geworden – moest bevatten. Waskowsky ontwierp een gigantisch monument, bestaande uit een onregelmatige muur met daarvoor zeven bronzen gebalde, verwrongen en omhoog staande handen. In de hoogste hand was een opening uitgespaard in de vorm van een menora.
De beoogde datum voor de onthulling was 4 mei 1970, de dodenherdenking. De realisatie van het kunstwerk verliep echter minder snel dan verwacht. Nadat hij twee van de zeven handen af had en met de vervaardiging van de overige vijf al bezig, raakte de zaak in het slop. Tijd en het geld raakten op. Waskowsky kwam met het comité Joods Monument overeen dat voor het vervolg van het werk een ander zou worden aangetrokken. Dat werd de Amsterdamse beeldhouwer Jan Goossen. Goossen werkte enige tijd aan drie handen. De samenwerking tussen Goossen en de ontwerper liep na een paar maanden stuk, omdat volgens Waskowsky zijn aanwijzingen niet werden opgevolgd. Half december 1970 werd Goossen door Waskowsky ontslagen.
Vanaf dat moment volgden er ettelijke conflicten, gevolgd door processen. De lezingen van Waskowsky en de stichting lopen hierover uiteen. Een van de conflicten is de vraag of Waskowsky met het comité is overeengekomen dat Jan Goossen het werk zou afmaken, dit met medewerking was van en onder aanwijzingen van Waskowsky. In afwachting van de uitspraak van het Hof stelde de Raad voor de Kunst de Gemeente voor, de opdracht voor het Joodse Monument over te nemen van het comité (inmiddels een stichting geworden). In juni 1971 besluit de president van de Rechtbank dat Jan Goossen uiteindelijk het Joods Monument mag voltooien. De stichting besluit van het project af te zien.
Op 16 oktober 1972 besloot de gemeenteraad de beeldhouwer in de gelegenheid te stellen het monument aan te passen aan zijn eigen ideeën. Dat zou gebeuren in het kader van de Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR). Voorjaar 1973 stelde Groningen 130.000 gulden (58.991 euro) beschikbaar voor het maken van de sokkel, eveneens volgens het oorspronkelijke ontwerp van de beeldhouwer.
Edu Waskowsky ging weer aan de slag met onder meer de hulp van kunstenaar Hugo Hol. De huid van de door Goossens gemaakte handen is door hen eerst grondig aangepakt en ze bewerkten deze daarna opnieuw naar Waskowky’s inzichten. Waskowsky ‘schilderde’ met zijn lasapparatuur structuren. Eerst laste hij reliëfs van afvalmateriaal in elkaar. Later stapte hij over op koper omdat dit minder weerbarstig is. Ook kon hij dit materiaal gemakkelijk omvormen, vervormen, slijpen en smelten. Waskowsky was een meester in deze materiaalbehandeling. Hij stipte aan, sneed partijen open, sleep ze weer gedeeltelijk dicht, brandde gaten, vulde die weer op, voegde materiaal toe, liet vormen smelten net zolang tot zijn beeld een vorm en een huis had gekregen dat hem aanstond. Zo werden het levendige, markante gebaren in de ruimte. Zo ontstond ook het schaalmodel voor het Joods Monument, figuratiever dan Waskowsky gewend was, maar wel even heftig en dramatisch geladen van vorm.
De eerste drie handen werden maandag 10 februari 1975 geplaatst. Op 10 september dat jaar stonden er zes plastieken. Waskowsky had problemen met de laatste hand. Hij had het oorspronkelijke ontwerp, een liggende hand, weer van de sokkel gehaald omdat die volgens hem niet goed paste in het geheel. Er was voor de zevende plastiek dus ook geen ontwerp, alleen een enkel schetsje. Hij werd onder druk gezet doordat er van hem een schadeloosstelling werd geëist indien de zevende hand niet tijdig klaar zou zijn. De laatste hand bleef echter onvoltooid in zijn atelier achter. Waskowsky overleed namelijk op de laatste dag van 1976.
De initiatiefnemers tot oprichting van het monument, de erfgenamen van de beeldhouwer en Burgemeester en Wethouders van Groningen besloten het monument onafgemaakt te laten.
De maquette van het Joods Monument aan de Hereweg in Groningen, is opgenomen in de collectie van het Yad Vashem Museum te Jeruzalem. Dit museum wil een collectie vormen van maquettes van Holocaustmonumenten uit de gehele wereld, die permanent tentoongesteld zullen worden.
Deel van de route.
Locatie.
Hereweg 128
Facts & Figures.
-
Door
Eduard Waskowsky -
Wijk
Helpman -
Jaar van realisatie
1975 -
Kunstsoort
Monument, Vrijstaande sculptuur -
Materiaal
Messing, Lasbrons -
Afmetingen
h divers, max. 5,00 m; 7 sokkels: h 1,50 x b 1,50 x d 0,70 m