Tentoonstellingsontwerper Peter de Kimpe (1951) werkt internationaal voor musea en theatergezelschappen. Voor de tentoonstelling De Romantiek in het Noorden – van Friedrich tot Turner in het Groninger Museum was hij in Groningen en sprak hij met ons over zijn werk.
“Veel mensen hebben niet door dat een tentoonstelling ontworpen is. Ze nemen de omgeving voor lief, of denken dat het met de architectuur of de bestaande situatie te maken heeft. Ik ben in de loop van de jaren gaan geloven dat dat misschien een hele 'troostrijke' situatie is. Dan kan je op zijn minst zeggen dat het ontwerp niet afleidt van de hoofdzaak, namelijk de kunst. Op zijn best is het dan een onbewuste beïnvloeding of toevoeging op de perceptie van het werk. Maar ik vind het wel spannend als het ontwerp genoteerd wordt en ik denk ook dat mensen die kennis hebben of de tijd nemen – want dat is het vaak – de totaliteit zien.”
Hoe komt u tot uw ontwerp?
“Er gaat altijd een heel traject aan vooraf waar ik meestal niet bij betrokken ben. Tijdens dat traject wordt de tentoonstelling samengesteld. Op een gegeven moment is er een collectie en dat is meestal het moment waarop een ontwerper binnenkomt. Dat is een jaar van tevoren, als het krap wordt driekwart jaar. Een bepaald percentage van de collectie is dan nog altijd onzeker, maar daar valt mee te leven. Zo’n collectie is al met kennis van zaken tot stand gekomen: dit is het museum, dit is de situatie, dit zal wel min of meer passend zijn.”
“Mijn vakgebied gaat vervolgens over de ruimte, de kleur, het ritme en de positionering van die kunstwerken. Met de mensen die de collectie hebben samengesteld wordt er heel concreet samengewerkt. Er ontstaat een soort herindeling aan de hand van vragen die we onszelf stellen: ‘Als we dat werk nou eens daar zouden plaatsen? Of als we beginnen met dit schilderij als uitzichtpunt en we gaan dan de eerste zaal beginnen? Maar waar moet die eerste zaal dan over gaan? Klopt ons idee van de inrichting ook bij de visuele ervaring als je door de ruimtes loopt? En klopt het bij de gegeven situatie van het museum?’”
Wanneer klopt een ontwerp?
“Ja, wanneer klopt het dan? Ik heb de neiging om het een soort beelddramaturgie te noemen. Dat gaat veel mensen te ver, denk ik. Alsof ik invloed zou hebben op de inhoud. Maar als je het ziet als een beelddramaturgie dan komt er los van het inhoudelijke verhaal een beeldverhaal dat maakt dat je het onderwerp beter begrijpt als je door de tentoonstelling loopt. In deze tentoonstelling wordt in de eerste inleidende zaal een vraag gesteld: Wat is Romantiek? Daarin zijn een aantal werken opgenomen die dat bij wijze van spreken laten zien. In de zalen daarna wordt vervolgens het hele idee verder uitgewerkt.”
“Er zijn nog een aantal prachtige musea in deze wereld die zijn blijven hangen in hun tijd. Bij het kijken naar die werken word je teruggeplaatst in die tijd, maar ik weet niet of daarmee het meeste begrip komt voor die werken. Je loopt zelf nog steeds rond in de eenentwintigste eeuw. Onze manier van kijken is totaal anders. Wij zijn ook veel vluchtiger, denk ik. Het is interessant om de tentoonstellingsarchitectuur, de ruimte, de ordening, de belichting en de kleur te gebruiken als middel om die werken te communiceren naar mensen die in de eenentwintigste eeuw kijken naar die werken uit de achttiende eeuw. Daar ben ik op gericht.”
Hoe kan kleur zoiets begeleiden?
“Dat is soms best intuïtief. Ik houd er erg van om te bedenken wat een passende combinatie kan zijn. Soms zie je letterlijk dat de kleur in het schilderij uit de wand springt. Dat komt mede doordat de muurkleur het heel erg naar voren duwt. Het is niet dat het schilderij daarmee anders wordt, want het is nog steeds van dezelfde kwaliteit. Maar ik denk dat de wandkleur wel heel erg je kijken beïnvloedt.”
Wat zijn de uitdagingen waar je als ontwerper van tentoonstellingen mee te maken krijgt?
“Er is altijd een zekere gezonde rivaliteit tussen de volgorde van de kunstwerken en wat je ziet op het moment dat je twee werken naast elkaar hangt. Er hangen in deze tentoonstelling twee geweldige schilderijen waar een regenboog op staat. Dan is het vrij logisch om die naast elkaar te hangen. Bij gratie daarvan kijk je ook meteen door naar de verschillen. Het feit dat je werken met elkaar confronteert maakt dat je meteen kijkt naar de onderlinge schilderkunstige kwaliteit. Al deze werken zitten vol detaillering, tijdens de inrichting wezen we elkaar daarop: ‘Heb je die twee mannetjes op die weg gezien lopend naar daar?’ Of: ‘Er staat daar een kruisbeeld van vier millimeter bovenop een enorm bergmassief!”
"Soms zie je letterlijk dat de kleur in het schilderij uit de wand springt." Peter de Kimpe
Bent u dan niet bang om iets over het hoofd te hebben gezien?
“Het kan altijd anders, hè. Maar dat geldt bijna voor ons hele leven: het kan altijd anders. En toch is het zaak om je heel erg te verbinden met dat moment. Dit is wat het is. En wij zijn op dit moment heel erg overtuigd dat dit de ultieme tentoonstelling is die je over dit onderwerp kunt maken. Deze werken zijn met zoveel zorg door het museum en zijn conservatoren bij elkaar gebracht. Ik vind het echt een huzarenstuk. Ik ben verrast door de kwaliteit van de werken. Er hangen hier een groot aantal Turners en werken van Caspar David Friedrich. En daarnaast een aantal ontdekkingen: kunstenaars waar ik wel vaak van gehoord had, maar ook die ik helemaal niet kende. In Nederlands bezit soms, of uit gerenommeerde musea uit het buitenland. Het komt overal vandaan.”
Wordt u zelf ook geïnspireerd door die werken?
“Ja. Dat is een lastig onderwerp, omdat ik een kunstacademie als achtergrond heb, ben ik redelijk goed en terdege opgeleid. Op de een of andere manier was de Romantiek iets waar je het gewoon even over had, en daarna sprong men eroverheen. Het is voor mij inspirerend om nu te zien hoe onterecht dat is. Hoe fantastisch die werken zijn.”
Is uw werk een ambacht of toch meer een kunstvorm?
“Het is verleidelijk om voortdurend maar te blijven benadrukken dat het kunst is. Maar ik moet je zeggen dat ik tegelijkertijd het ambacht enorm waardeer. Het onderscheid tussen ambacht en kunst is eigenlijk enorm kunstmatig, want je kijkt vanuit het ambachtelijke naar het kunstzinnige. Ik heb in Japan een ontwerp mogen maken, daar is het onderscheid tussen kunst en ambacht volledig weg. Daar heb ik onderhandeld over een potje waarvan je eigenlijk niet anders kan zeggen dan: dit wil ik kopen. Want het is zó mooi gemaakt. De vervoering en de verheffing die je ervaart is vanuit het kunstzinnige. Maar daar is onlosmakelijk mee verbonden dat het zo goed gemaakt is.”
Wat zou u heel graag willen maken?
“Ik ben heel blij met wat ik nu doe, maar ik zou best graag door willen naar hedendaagse kunst. Ik heb met een aantal nog levende kunstenaars gewerkt en dat is extreem spannend. Dat is een extra dimensie. Zo heb ik twee keer met Marina Abramović gewerkt. Dat zijn echte uitdagingen.”