Waarom maakten de Oude Grieken zoveel beelden van naakte, gespierde mannen? Kunstspot kreeg van kunsthistoricus Jan de Jong een minicollege over het mannelijk naakt in de oudheid en de vroegmoderne tijd. “Het menselijk lichaam is ontzettend moeilijk om te schilderen of te beeldhouwen, dus door een naakt lichaam af te beelden konden ze laten zien hoe goed ze waren.”
“Het begon bij de Oude Grieken, in de vijfde eeuw voor Christus,” vertelt Jan de Jong. Denk aan uit marmer gehouwen beelden van een afgetrainde discuswerper of god Apollo. “Dat waren geen realistische mannenlichamen, maar ideaalbeelden. Men probeerde de mens niet weer te geven zoals die is, maar zoals die zou moeten zijn in de ideale wereld.”
Al in de Romeinse tijd beleefde het naakt in de kunst een teruggang, onder meer doordat nieuwe thema’s hun intrede doen, zoals historische veldslagen. “Daar horen nou eenmaal uniformen en harnassen bij.” Wat ook een verschil maakt is dat de Romeinen een keizer hadden. “Zij maakten beelden van hem die door het hele land werden neergezet. En ja, hoe weet je nu of iemand de keizer is? Aan zijn kleding. Dus kleren werden belangrijk om mensen te herkennen.”
Bijbelse taferelen in de middeleeuwen
De ontwikkeling van het bedekken zette zich voort in de middeleeuwen. “In de middeleeuwen komt de christelijke kunst en verschuift het doel van de kunst. Veel mensen konden niet lezen, dus kunst moest verbeelden wat er in de Bijbel staat.” En zo werden er talloze schilderingen gemaakt waarin Jezus veelal de hoofdrol speelde, variërend van liggend in de kribbe tot hangend aan het kruis.
De tweede functie die de kunst kreeg was het tonen van het goede en bovenaardse van het geloof, zodat de mensen op aarde gingen leven zoals de Bijbel voorschreef. “Dit kun je niet doen met een portret van de bovenbuurvrouw aan de muur. Je moet een hogere werkelijkheid scheppen en dus wil je associaties met de aarde voorkomen. Als je sexy heren schildert, gaat je aandacht waarschijnlijk uit naar iets anders. Kijk, er zal in die tijd echt wel porno gemaakt zijn, maar in de officiële kunst, in de kerken en paleizen, zaten bij mijn weten geen spannende plaatjes.”
Hoewel het naakt langzamerhand uit de kunst verdween, benadrukt De Jong dat het naakt in het dagelijks leven van de gewone middeleeuwer geen taboe was. “Mensen droegen toen geen ondergoed en een heleboel dingen deden ze naakt, zoals zwemmen en slapen. Ze zagen veel meer van elkaar en daar had men blijkbaar niet zo’n probleem mee. Het idee van ‘dat mag allemaal niet’ was er niet.”
De grote comeback van het naakt
Na de middeleeuwen brak de renaissance aan en maakte het mannelijk naakt zijn grote comeback. “In de renaissance werd teruggegrepen op de Griekse en Romeinse kunst en dat betekende naakt.” Het beroemdste beeld uit deze tijd is Michelangelo’s David, een poedelnaakt beeld van vijf meter hoog. “Michelangelo geloofde dat de naakte man het meest zuiver was, omdat de mens naakt was toen hij door God werd geschapen. Als je bladeren voor de intieme plekken schildert is dat in zekere zin ook kritiek. Andere kunstenaars nemen dit over en gaan ook steeds meer naakt tonen. Het menselijk lichaam is ontzettend moeilijk om te schilderen of te beeldhouwen, dus door een naakt lichaam af te beelden konden ze laten zien hoe goed ze waren.”
Een golf van preutsheid
“In de jaren 1540 komt er gepruttel over dit al dit naakt, dat is onder druk van de reformatie,” vervolgt hij. “Luther en anderen hadden kritiek op de Kerk en dat dwong haar om kritisch naar zichzelf te kijken. Tijdens het Concilie van Trente werden vervolgens allerlei regels aangescherpt. Dit leidde tot een beschavingsoffensief, en het begin van een golf van preutsheid.”
Het beroemdste kunstwerk dat na het Concilie van Trente werd gecensureerd is Michelangelo’s Laatste oordeel in de Sixtijnse Kapel. “Twee maanden na het Concilie overleed Michelangelo. Een leerling van hem, Daniele da Volterra, schilderde doekjes op de meest spannende plekken.” Hierdoor werd Daniele beroemd als Il Braghettone genoemd, ofwel ‘de broekenmaker’.
De golf van preutsheid bereikte ook de Vaticaanse Musea. “Zij brachten in de loop van de zestiende en zeventiende eeuw bladeren aan op de geslachtsdelen van de sculpturen. Kom je een afbeelding tegen van een standbeeld met een blaadje voor de intieme delen? Dan is de sculptuur vrijwel altijd afkomstig uit de Vaticaanse Musea.”