“Toen ik vijftien jaar was ben ik naar het Noorden verhuisd.Tynaarlo was in die tijd vrij geïsoleerd en ik kwam er al snel achter dat het belangrijk was dat je iets had waarin je je kan uitdrukken. Zodoende volgde ik lessen in Groningen aan de School voor Handenarbeid waar ik besefte dat schilderen voor mij meer zou zijn dan alleen een hobby en daarom besloot ik om mij volledig op het kunstenaarschap toe te leggen. In 1979 ben ik naar Academie Minerva gegaan, waar voor mij een hele wereld openging. Het is een bijzondere ervaring om continu met kunst bezig te zijn. Ik heb veel technische kennis opgedaan van schilders als Matthijs Röling en Wout Muller, maar het belangrijkste wat ik heb geleerd is dat het niet uitmaakt wát je schildert, maar waaróm je schildert. Welke noodzaak drijft je als kunstenaar? Voor mij begon het allemaal als een manier om om te gaan met de afzondering die ik ervoer in Drenthe, maar de weg die je als kunstenaar staat te wachten is nooit te overzien.
De kern van mijn kunstpraktijk is om de schilderkunst an sich ter discussie te stellen. Het werk begint al ver voordat ik een penseel oppak en zelfs het opspannen van een doek beschouw ik als een integraal onderdeel van het schilderproces. Ik wordt geïnspireerd door dingen die ik in mijn omgeving vind; van afgedankte meubelpanelen waarin gezaagd is, tot losse papieren die toevallig in een compositie liggen die mij aanspreekt. Deze materialen werken als katalysatoren die mij nieuwe inzichten verschaffen over de schilderkunst. Ik maak veel gebruik van olieverf en linnen omdat het diens functionaliteit inmiddels wel bewezen heeft, maar ik schuw het niet om andere materialen te gebruiken zoals acrylverf, plexiglas of fotografie. De uitvoering draagt de betekenis van het werk, dus nieuwe materialen brengen de schilder nieuwe betekenissen en mogelijkheden om mee te spelen. Mijn beeldtaal is overwegend minimalistisch en zodoende denken mensen dat mijn werk heel conceptueel is, maar eigenlijk is mijn kunstpraktijk heel speels en open van nature.
Ik werk intuïtief en bij elke nieuwe ingeving begint het avontuur met de verf; het zoeken naar hoe je de juiste beeldende vorm geeft aan jouw fascinaties. Ik speel met de verhoudingen en maten van de werken en tijdens het schilderen schuur ik dingen weg en schilder ik gerust dingen over. Een echte minimalist zou gruwelen van de verfspetters en imperfecties in mijn werk, maar deze maken het werk juist wat minder afstandelijk en op die manier probeer ik een handreiking te doen naar de toeschouwer. Er zit wel een zekere grens aan de imperfecties die ik accepteer, het is afhankelijk van in welke mate het een storende invloed uitoefent op het onderwerp. Het zou kunnen zijn dat ik over een paar jaar alles strakker maak, maar dat zien we dan wel weer. Als kunstenaar hoef je je niet te verantwoorden voor je daden en het is prima om je te laten leiden door je gevoel. Om alles vast te leggen in regels zou veel te dogmatisch zijn en al het leven uit de kunst zuigen.”