Hoe houd je een museum veilig? Het is een vraag die tot de verbeelding spreekt – er zijn niet voor niets zoveel films over spectaculaire inbraken in musea. Maar veiligheid omvat veel meer dan het buitenhouden van criminelen. Hoe voorkom je bijvoorbeeld dat iemand op een kunstwerk klimt? En wat moet je doen in geval van brand? Een gesprek met Sietse Bijsterveld (1987), hoofd beveiliging bij het Groninger Museum, over bloedneuzen, hekjes en het gevaar van interactieve tentoonstellingen.
Zijn er dingen waar we niet over mogen praten in dit interview?
"Nou, iedereen kan de camera’s wel zien hangen natuurlijk, maar hoe het gebouw verder beveiligd wordt, geven we liever niet prijs. Anders gaat iemand daar toch misschien op voortborduren."
Ik moet toegeven dat ik bij de beveiliging van een museum meteen moet denken aan spectaculaire inbraken en lasersensoren – wat houdt uw werk daadwerkelijk in?
"Eigenlijk draait beveiliging om veiligheid in de breedste zin van het woord – alles wat daar ook maar een beetje mee te maken heeft doen wij. Als hoofd beveiliging stuur ik de suppoosten aan en ben ik betrokken bij de beveiliging van het gebouw en de kunst, maar we zorgen ook voor de veiligheid van de bezoekers en het personeel. Denk bijvoorbeeld aan de brandveiligheid en wat er moet gebeuren wanneer iemand onwel wordt of gewond raakt."
Hoe ziet uw dag eruit?
"Ik kom ’s ochtends vroeg aan en dan bereid ik de dag voor. Wanneer het personeel komt, is het tijd voor een briefing over de komende dag: zijn er nog bijzonderheden of belangrijke dingen om aan te denken? Daarna is er vooral veel administratie, vergaderingen, telefoontjes. Vanochtend had ik bijvoorbeeld een afspraak met een bedrijf over nieuwe producten voor onze EHBO-koffers. En eind van de dag ga ik naar huis. Ik kom als eerste en ga als laatste weg."
Speelt de beveiliging ook een rol bij de totstandkoming van tentoonstellingen?
"Jazeker, wij denken mee over de veiligheid van tentoonstellingen. Vanaf het begin zitten de verschillende teams bij elkaar en dan houden wij in gaten of het plan ook veilig is – of de nooduitgang toegankelijk blijft en of de brandblussers bereikbaar zijn. Het is belangrijk dat er overal een rolstoel of een brancard langs kan. Soms passen we iets later nog aan. Een goed voorbeeld is de tentoonstelling van Daan Roosegaarde, waarbij er een zaal was die helemaal gevuld was met kleine balletjes. Er waren kinderen die daar allemaal duikvluchten in gingen nemen, maar voor je het wist knalden ze tegen elkaar op en dan hadden wij weer een bloedneus. Er zijn toen veel balletjes uit de zaal gehaald (ook omdat ze overal aan bleven plakken en door de hele stad te vinden waren) en we hebben er een suppoost voor gezet die ervoor zorgden dat er maximaal tien mensen tegelijk de zaal ingingen. Dat soort dingen worden eigenlijk pas duidelijk wanneer er publiek is."
Zijn kunstenaars het altijd eens met die aanpassingen?
"Niet altijd, maar het gaat ook om veiligheid. Kijk, je kan wel iets heel moois bedenken, maar als het niet veilig is, dan moeten we samen bedenken hoe we het anders kunnen doen. Soms is dat een bordje of een hekje, soms is het de toegang reguleren, zoals toen bij Roosegaarde. Je wilt niet dat iemand z’n been breekt."
De interactieve tentoonstelling maakt het museum dus eigenlijk een gevaarlijker plek?
"Ja, dat klopt wel. Vroeger ging je gewoon naar een schilderij kijken, maar nu je dingen aan mag raken en er soms zelfs op mag klimmen, komen er andere risico’s in beeld. Bij de huidige tentoonstelling Kinderbiënnale is bijvoorbeeld er een soort digitaal orkest op een verhoging geplaatst, maar er zijn alleen treden aan de linkerkant en de rechterkant. Aan de voorkant konden mensen dus snel misstappen, vooral omdat het ook vrij donker was. We hebben er toen wat extra licht op gezet, en een bordje met 'denk aan het afstapje'. En zo’n proces gaat dan samen met de mensen die de tentoonstelling maken en de technische dienst."
Elke baan heeft zo zijn beroepsdeformaties. Hoe is dat bij u?
"Als ik uit eten ga, ga ik wel vaak zo zitten dat ik nooduitgang kan zien en ik weet altijd waar de brandblusser hangt. En het liefst zit ik met mijn gezicht naar de deur, zodat ik kan zien wie er binnenkomt. Dat doe ik gewoon automatisch, daar denk ik niet eens meer over na. Ik wil altijd gewoon graag weten: als er iets gebeurt, hoe kan ik er dan zo snel mogelijk uit?"
En dan toch nog even over die spectaculaire museuminbraak – is het nou handig dat het Groninger Museum is omgeven door water?
"Het scheelt wel. Als je op sommige plekken binnen wilt komen, dan heb je een helikopter of een boot nodig, of je moet zwemmen. Het is een voordeel dat mensen niet aan alle kanten binnen kunnen komen. Kijk, als je jarenlang gaat plannen om hier naar binnen te komen, dan lukt dat vast wel, maar dat geldt voor iedere plek. En mocht iemand eenmaal binnen zijn, dan reageren er genoeg mensen en alarmen zodat je niet lang binnen kan blijven."