De imposante en kleurrijke werken van Lin-Shi Kok (1998) verhullen een ingewikkelde relatie tot het kunstenaarschap. Al werkende onderzoekt ze waar de grenzen van de verantwoordelijkheid van de kunstenaar liggen. Wij spraken met haar in haar atelier.
“In 2016-2017 volgde ik een oriëntatiejaar aan de Rietveld Academie, maar ik had toen nog niet het idee dat ik kunstenaar wilde worden. Ik ben opgegroeid in Amsterdam en na het tussenjaar op de Rietveld koos ik voor een studie filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Tijdens mijn studie ontmoette ik mensen die op Academie Minerva studeerden, en dat bracht me ertoe om toch naar de kunstacademie te gaan.
op de kunstacademie kun je alles doen en is de materiaalkeuze bijna oneindig
Het bijzondere aan de kunstacademie is dat je je een paar jaar lang volledig op de kunst kunt storten. Dat is een heel bijzonder moment in het leven. Thuis ben je vaak beperkt in je materiaalkeuze en kom je snel uit bij dingen als tekenen en schilderen, maar op de kunstacademie kun je alles doen en is de materiaalkeuze bijna oneindig. Het voelde als een speeltuin.
Tijdens het eerste en tweede jaar had ik moeite om te bepalen wat ik wilde doen. Ik bleef hangen in schilderen en tekenen en was op zoek naar mijn eigen stijl. In het derde jaar kreeg ik een naaimachine van mijn ouders. Dat was het moment waarop ik besloot met andere materialen te experimenteren. Toen voelde ik echt dat ik deed wat ik wilde. Dat was ook de tijd dat een vriendin van mij door een zware periode ging en ik iets wilde maken om haar op te vrolijken. Dus maakte ik een popje als cadeau. In dat kleine werk herkende ik hetzelfde expressieve dat ik in mijn schilderijen zag, maar nu in een andere vorm. De kleuren kwamen overeen. Het werd een obsessie, en ik begon allerlei figuren te maken die in mijn hoofd zaten. Dit breidde zich uit naar grotere werken.
Het werd een obsessie, ik begon allerlei figuren te maken die in mijn hoofd zaten.
Met textiel voel ik veel vrijheid; ik bedenk iets en knip het meteen uit de stof. Het materiaal leent zich daar goed voor, want wat je uitknipt, bestaat direct. Ik vind het niet erg als er wat slordigheden in mijn werk zitten; dat geeft karakter. Ik ben niet iemand die van nette afwerking houdt. Daarbij is textiel een materiaal dat uitnodigt om aan te raken, en het maakt gemakkelijk verbinding met het publiek. Het geeft een gevoel van geborgenheid dat andere materialen niet in zich hebben. Voor een van mijn projecten maakte ik sjaals met handen eraan. Dit was een onderzoek naar geborgenheid en hoe stof dat kan overbrengen. Mensen voelden zich omarmd door die handen.
In de praktijk bedenk ik vaak niet van tevoren wat ik ga maken. Ik laat me leiden door welk materiaal me aanspreekt en begin gewoon. Dat helpt mij enorm in mijn creatieve proces. Als hedendaagse kunstenaar wordt er van je verwacht dat je een goed verhaal hebt. Natuurlijk is het belangrijk dat je als kunstenaar weet wat je doet, voornamelijk voor jezelf en je maakproces, maar ik vind dat kunstenaars niet altijd een duidelijk verhaal hoeven te hebben. Wat heb ik te vertellen? Ik weet niet alles over de wereld en wil mensen niet voorschrijven wat ze in mijn werk moeten zien of grote onderwerpen uitbuiten. Voor mijn scriptie moest ik hard werken om de juiste woorden te vinden. Om alles maar vast te leggen in woorden kan een werk heel zwaar maken en het creatieve proces erg hinderen. Ik probeer om met mijn werk zware onderwerpen weer wat luchtiger te maken en om te praten over de verbinding tussen mensen en de moeilijkheden die daarmee gepaard gaan. Maar dat doe ik het liefst met mijn werk, niet met mijn woorden.”
Tekst: Dinnis van Dijken
Foto's: Sander van der Bij