“Op de middelbare school aarzelde ik tussen schrijven en beeldende kunst. Ik ben niet iemand die vanaf jongs af aan tekende; het ging mij meer om de zoektocht naar een identiteit. Ik ben op het platteland opgegroeid en ik heb mij altijd prettig gevoeld in dat isolement. Ik denk dat dit mij langzaamaan naar het kunstenaarschap heeft gestuurd, ondanks dat ik toen niet een duidelijk beeld had van wat dat precies inhield. Ik werkte vroeger in een café van een kunstenaarsvereniging, en daar vond ik een groepje geestverwanten waarbij ik me thuis voelde. De echte keuze om kunstenaar te worden, heb ik op een middag gemaakt. Ik heb gewoon wat verf en papier gepakt en ben toen begonnen met het maken van kunst. Het was een heel bewust besluit en dat was het begin van mijn carrière.
Als kunstenaar, maar zeker als autodidact, ben je afhankelijk van de mensen die je ontmoet. Een persoon en diens werk zijn uiteindelijk niets meer dan de samenkomst van een berg aan invloeden. Soms is dit in de vorm van grote kunstenaars zoals Kurt Schwitters of Robert Rauschenberg, maar vaak zijn het ook de collega's die je tegenkomt en de gesprekken die je met hen voert. Een schrijver die mij altijd heeft gefascineerd, niet alleen vanwege zijn werk maar ook door zijn ontwikkeling als schrijver is Patrick Modiano. In zijn werk zit een ontwikkeling die een beetje overeenkomt met wat er in mijn werk gebeurt. Zijn verhalen zijn geconstrueerd met een heel beperkt aantal bouwstenen: een vader, een moeder, de stad Parijs, een boekwinkel/uitgeverij waar hij heeft gewerkt en zo nog een paar. De context is steeds anders: elementen zijn afwezig of juist prominent aanwezig, er zijn sprongen in de tijd, etc. Met dezelfde bouwstenen maakt hij steeds wat anders en zoiets dergelijks gebeurt ook in mijn werk. Er zijn beeldfragmenten die soms een paar jaar afwezig zijn en dan op een net andere manier weer opduiken. In het vroege werk van Modiano maakt hij met die brokstukken nog een min of meer afgerond verhaal, iets met een begin en een eind. Maar in zijn latere werk valt alles in losse brokstukken uit elkaar. Ik denk dat ik in mijn werk op dezelfde plek ben beland. Personages, plekken, gebeurtenissen komen tevoorschijn, maar ze leiden nergens toe, ze verdwijnen zo maar. Herinneringen zijn enkel brokstukjes met een flinterdunne onderlinge relatie. Dit is gelijkend aan de ijzerdraadjes die ik gebruik om elementen met elkaar te verbinden in mijn werk van de afgelopen paar jaar. Deze elementen zijn losse fragmenten die niet samen een geheel vormen, maar toch een spannende relatie met elkaar aangaan.
Door de jaren heen heeft mijn werk een hele ontwikkeling doorgemaakt. Vroeger had ik veel energie en voelde ik dat ik door mijn kunst moest communiceren. Ik wilde laten zien hoe mooi het leven is en moest mijn verhaal kwijt. Na het overlijden van mijn moeder in 2006 heb ik veel materiaal uit haar nalatenschap gebruikt, wat een emotionele lading met zich meebracht. Maar dat is inmiddels inwisselbaar voor andere materialen. Waar mijn kunst eerder een communicatiemiddel was tussen mij en het publiek, vraag ik het publiek nu vooral om in mijn werk zelf te duiken.
Sommige kunstenaars leunen heel erg op de theorieën achter de kunst, maar ik ga gewoon aan de werktafel zitten, begin met werken en dat is het. Ik werk niet met de pretentie dat ik een nieuwe beeldtaal probeer uit te vinden. Mijn werktafel ligt altijd vol met spullen die ik kan gebruiken. Ik werk met alles wat voorhanden ligt. Daaruit pak ik iets en lijm dat vast op een doek of ander medium, en dan ga ik aan de slag. Wat je als eerste vastlijmt, sneuvelt doorgaans het snelst. Dat moet je er dan met een hamer en een beitel af slopen. De huid van het werk verandert doordat de restanten aanwezig blijven, en zo bouw je langzaam iets op. Heel af en toe komt een werk snel samen en is het een simpel proces, maar andere keren werk je wekenlang aan een stuk. De ondergrond laat vaak zien hoe soepel het proces is gegaan: als het vrij schoon is, is er weinig mee gebeurd. Acrylverf is het lastig om mee te werken omdat het nauwelijks te schuren is. Het is een boeiend gevecht met sommige werken, zelfs met een klein paneeltje. Wat ik maak, moet spannend zijn om naar te kijken, en de compositie moet goed in elkaar zitten. Vroeger was mijn werk veel kleurrijker, maar tegenwoordig vervaagt de kleur. Het werk wordt stiller en neigt steeds meer naar assemblages dan schilder- of tekenkunst. Het richt zich meer op compositie, in plaats van dat ik als kunstenaar nog op zoek ben naar een handschrift of het vangen van een emotie. Als het werk voor mijn gevoel 'klopt', dan is de combinatie van materialen spannend. Ik moet blij zijn met het gevoel dat het werk past in mijn oeuvre, maar toch weer iets nieuws brengt. Wat dat precies is, is moeilijk in woorden te vatten, maar het zit in hele minimale dingen. Het enige wat ik ten koste van alles wil voorkomen, is dat ik mezelf begin te herhalen. Het moet ook leuk blijven voor jezelf.”