“Ik had een opening in Pictura toen Ton Post, toenmalig directeur van de Stadsschouwburg, me vroeg of ik me wel had ingeschreven voor die opdracht in de schouwburg: een schildering in de theaterzaal en in de vide-de foyer. Dit was in de tijd van de Beeldende Kunstenaar Regeling (BKR), waarbij kunstenaars in ruil voor kunstwerken een inkomen konden krijgen. Ik wist echter nergens van. Maar Ton benadrukte dat ik me echt moest inschrijven. Nog net op tijd heb ik een idee-ontwerp kunnen inleveren.
De opdracht was om een moderne schildering te maken in een oud gebouw, verder was de invulling volledig vrij. Mijn idee van Apollo en de Muzen was er meteen: Apollo als beschermer van de kunsten en leider van de Muzen. Mijn droom was om een fresco te maken. Het bleek al snel dat dat te lang zou duren, want er stonden slechts drie maanden voor het hele project. Ik heb aanvankelijk nog voorgesteld om het op doek te schilderen en dan de koepel te bekleden, zoals Marc Chagall heeft gedaan in de Parijse opera, maar ook dat was een te groots project – Chagall had een jaar nodig. Uiteindelijk leverde ik mijn ontwerp aan, gebaseerd op de sjablonen techniek, in schaal 1:50, 1:20 en een detail 1:1, inclusief een maquette van de foyer. Post en Kramer, de architect, hebben nog op de grond gelegen om dit ontwerp te bekijken.
Al vrij snel, werd ik gebeld, de keuze viel op mijn ontwerp. Ik dacht: het is niet waar, dit is de droom van mijn leven! Ik ben best wel een podiumdier, gek op theater en muziek. Wat wil je nog meer dan dat je in zo’n gebouw zo’n werk mag maken? Die periode in de Stadsschouwburg, dat was een van de gelukkigste tijden in mijn leven.
Ik had erge hoogtevrees, en de koepel is ruim 20 meter hoog. Ik liep aanvankelijk echt op eieren over die enorme steiger met houten planken. Ik probeerde te denken, dit moet, dit hoort erbij. En eigenlijk al heel snel, na de eerste dag, liep ik te zingen en te fluiten. De steiger werd als een stukje van mijn eigen lijf. Op een dag liep ik buiten, verstapte me bij een gewoon stoepje, en ik schreeuwde het uit! Dat was de spanning die ik had opgebouwd van het werken op de hoge steiger, de angst voor het verstappen. Om mij heen werd er steeds verbouwd. Het was vaak ijzig koud, soms regen, en dan weer bloedheet, allemaal best lastig voor je verf. ’s Nachts was het rustig, dan werkte ik er veelal alleen. De schouwburg werd zo mijn huis op een gegeven moment, ik kwam en ging met een eigen sleutel.
Het schilderen van de koepel zelf was lastig: je staat mens-lengte onder de koepel, je had geen zicht op het totaal. Bij het weghalen van de steiger werd ik bij de hand genomen door een van de jongens van de bouw terwijl hij in het Gronings zei: “Och moet je eens kijken, meisje, allemaal kleuren!” Ik werd dronken van geluk bij het zien van de negen meter lange lijn van de zwevende dans van de muze Terpsichoré, die klopte. Oh man, wat een feest!
Diezelfde ideeën heb ik ook gebruikt voor Het Viaduct aan de Hereweg. Ik had eerder al een serie gemaakt voor het Martiniziekenhuis, waarbij ik fotografie combineerde met de inktrollertechniek. Hierbij wilde ik laten zien hoe alles om ons heen, ook de dingen waar we nauwelijks aandacht aan besteden, van invloed op ons is. Jan Hoekstra, longarts en verzamelaar, had dit werk gezien en benaderde mij. Hij zei, ik heb een pied-à-terre aan de Hereweg, daar zijn een paar ramen en die wil ik eigenlijk dicht, maar ik vind het onsympathiek om ze zomaar af te sluiten: ik wil dat voorbijgangers iets te zien krijgen. Details van het viaduct heb ik toen in zeefdruk vergroot en hiermee laten zien, waar je elke dag overheen loopt of rijdt. We laten overal onze sporen achter.”